Dutch Fluency

Group Course – Dutch Fluency for Beginners (Level A0-A2.1) πŸ•’150-200 HRS.

About The Course

πŸ“ Dutch Fluency for Beginners (Level A0-A2)

This group course is designed for A0 Beginner level learners who want to start from the very basics of the Dutch language. In 100 hours of study, you’ll learn everything from the fundamentals of pronunciation to holding basic conversations. By the end of the course, you will be ready to move on to A1.2-A2.1 level and have the confidence to engage in everyday conversations.

Whether you’re looking to communicate in Dutch for work, travel, or simply to challenge yourself, this course will set you on the path to success with structured lessons, engaging group activities, and plenty of practice.


What You’ll Gain from This Experience:

βœ… πŸ’¬ Basic Conversations: Master simple dialogues for travel, shopping, and basic interactions.
βœ… 🧠 Vocabulary Building: Start learning essential words and phrases for everyday conversations.
βœ… πŸ”Š Improved Listening Skills: Practice understanding Dutch spoken at a normal pace.
βœ… πŸ—£οΈ Enhanced Speaking Confidence: Feel comfortable engaging in basic conversations with fellow learners and teachers.
βœ… πŸ“š Grammar Fundamentals: Get a solid grasp of sentence structure, verb conjugation, and key grammar rules.
βœ… 🌍 Cultural Awareness: Learn useful cultural insights and local expressions that go beyond language lessons.

What Will You Learn?

πŸ“… Dutch Vocabulary: Introduce yourself, order food, and navigate common social situations in Dutch.

πŸ”„ Sentence Structure: Learn how to form basic Dutch sentences, ask questions, and give simple answers.

πŸ“ Grammar Essentials: Start with the basics like articles, verb forms, word order, and negation.

πŸ‘‚ Pronunciation Practice: Improve your ability to pronounce Dutch words with clarity.

🎧 Listening Exercises: Engage with listening materials to boost your comprehension of spoken Dutch.

By the end of this course, you will feel confident using the Dutch language in real-life situations, including ordering food at a restaurant or introducing yourself in Dutch.

Lesson Plan

Welkom bij de Nederlandse les!
Persoonlijke voornaamwoorden Zich voorstellen Telwoorden Alfabet

  • Persoonlijke Voornaamwoorden in het Nederlands
    00:00
  • Basiswerkwoorden: Zijn en Hebben
    00:00
  • Introductie tot werkwoorden
    00:00
  • Flashcards
    00:00
  • Dialoog tussen Peter en Sara
    00:00
  • Dialoog tussen Peter en Sara
  • Persoonlijke Voornaamwoorden en Basiswerkwoorden
  • Een paar zinnen oefenen
    00:00
  • Reflectiedocument
  • Reflectie
    00:00

Jezelf voorstellen
Introductie tot Jezelf Voorstellen In deze les leer je hoe je jezelf kunt voorstellen in het Nederlands. Dit is een belangrijke vaardigheid voor iedereen die Nederlands wil leren, omdat het de basis vormt voor het maken van contact met anderen. We zullen kijken naar de basiszinnen, vragen en antwoorden die je kunt gebruiken om jezelf voor te stellen en meer over anderen te weten te komen.

Telwoorden in het Nederlands
In deze les gaan we ons richten op telwoorden. Telwoorden zijn essentieel in elke taal omdat ze ons in staat stellen om hoeveelheden, volgorde, data, en tijd uit te drukken. Of je nu wilt zeggen hoeveel appels je hebt, welke dag het is, of hoe laat het is, telwoorden spelen een cruciale rol. We zullen kijken naar zowel de hoofdtelwoorden (zoals een, twee, drie) als de rangtelwoorden (zoals eerste, tweede, derde) en hoe deze in verschillende contexten worden gebruikt.

Het Nederlandse Alfabet
Introductie tot het Alfabet In deze les gaan we het hebben over het Nederlandse alfabet. Het leren van het alfabet is een belangrijke stap in het begrijpen van spelling, lezen, en uitspraak in het Nederlands. Het Nederlands alfabet bestaat uit dezelfde 26 letters als het Engelse alfabet, maar de uitspraak kan soms verschillen. Laten we samen het Nederlandse alfabet verkennen!

Familie & relaties
In deze les leer je over familieleden en relaties in het Nederlands. Familie is een belangrijk onderdeel van het leven, en het is handig om te weten hoe je over je familie kunt praten. We beginnen met de basiswoorden voor familieleden, zoals "vader" en "moeder", en daarna leer je meer over broers, zussen, grootouders en andere familieleden.

Zinstructuur in het Nederlands (Activiteiten)
In dit onderwerp leer je de basisregels van de Nederlandse zinsstructuur. We behandelen de normale volgorde van woorden in een zin, waarbij het onderwerp, werkwoord, tijd, plaats en object op een specifieke manier worden geplaatst. Ook leer je over inversie, waarbij de volgorde verandert als de zin begint met een tijd- of plaatsbepaling. Het begrijpen van deze structuren is essentieel om correcte en duidelijke zinnen te maken in het Nederlands. Aan het einde van dit onderwerp kun je zinnen bouwen in verschillende tijden en contexten, zoals in dagelijkse gesprekken en geschreven tekst.

Vraagzinnen in het Nederlands
In dit hoofdstuk leren we hoe we in het Nederlands vragen kunnen stellen. Vragen zijn essentieel om informatie te verkrijgen, gesprekken te starten en meer te weten te komen over de wereld om ons heen. Er zijn twee hoofdtypen vraagzinnen in het Nederlands: Vraagzinnen met vraagwoorden Werkwoordvraagzinnen

De, Het, en Een: Lidwoorden in het Nederlands
In dit hoofdstuk leer je hoe je de juiste Nederlandse lidwoorden gebruikt: "de," "het," en "een." Je ontdekt de verschillen tussen bepaalde en onbepaalde lidwoorden, leert regels en uitzonderingen, en oefent met veelvoorkomende voorbeelden. Het correct gebruiken van lidwoorden is essentieel voor grammaticale juistheid en communicatie in het Nederlands.

Modale werkwoorden

Klokkijken

Verleden tijd en voltooide tijd

Voorzetsels

Scheidbare Werkwoorden

Conjuncties

Routines

Advies geven

Mening geven

Toekomstige tijd

Uitleg vragen en geven

Een telefoongesprek voeren

Trappen van vergelijking

Werkwoorden van positie

ER en DAAR

Onregelmatige werkwoorden

Voegwoorden

Verwijswoorden

Conditionele zinstructuur

NIET of GEEN

Meervoud

Aanwijzend voornaamwoord

Praten met je buurvrouw (oefening)

Bel je vriend(in) (oefening)

Vertel over jouw huis (oefening)

Een telefoonabonnement & Internet afsluiten (oefening)

Naar een restaurant (oefening)

Informatie aanvragen (oefening)

Vertellen over je vakantie (oefening)

De eerste 100 vragen inburgering (A0)

Bellen met de huisarts (oefening)

Op de markt (oefening)

Luisteroefeningen (A1)

Leesoefeningen (A1)

Spreekoefeningen (A1)

Schrijfoefeningen (A1)

Luisteroefeningen (A2)

Leesoefeningen (A2)

Spreekoefeningen (A2)

Schrijfoefeningen (A2)

Muziek (A1)

Muziek (A2)

Scenario’s (A1 & A2)

Colloquial Dutch (Best moeilijk zeker?)

e8d0656748d1523386ea33dca8c2bbc2?s=96&d=mm&r=g

Dutch Fluency

4 Courses 6 Students

Want to receive push notifications for all major on-site activities?

βœ•
0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop