Jezelf voorstellen in het Nederlands
In deze les leer je de basis van jezelf voorstellen. Dit zijn essentiële zinnen die je dagelijks zult gebruiken.
Belangrijke zinnen:
Nederlands | Engels |
---|---|
Hallo, ik heet… | Hello, my name is… |
Ik kom uit… | I come from… |
Ik woon in… | I live in… |
Ik ben … jaar oud | I am … years old |
Ik werk als… | I work as… |
Ik studeer… | I study… |
Aangenaam kennis te maken | Nice to meet you |
Voorbeelddialoog:
Anna: Hallo, ik ben Anna. Hoe heet jij?
Peter: Hoi Anna, ik heet Peter. Aangenaam kennis te maken.
Anna: Waar kom je vandaan, Peter?
Peter: Ik kom uit Duitsland, maar ik woon nu in Amsterdam. En jij?
Anna: Ik kom uit België en woon ook in Amsterdam.
Peter: Wat doe je voor werk?
Anna: Ik ben lerares. En jij?
Peter: Ik werk als programmeur bij een IT-bedrijf.
Grammatica: Het werkwoord ‘zijn’
Persoon | Vorm | Voorbeeld |
---|---|---|
ik | ben | Ik ben student |
jij/je | bent | Jij bent vriendelijk |
hij/zij/het | is | Hij is leraar |
wij/we | zijn | Wij zijn collega’s |
jullie | zijn | Jullie zijn studenten |
zij/ze | zijn | Zij zijn vrienden |