Dutch Fluency

Course Content
Module 1: Kennismaken
Module 1: Kennismaken en Persoonlijke Informatie - Jezelf voorstellen - Persoonlijke gegevens delen - Nationaliteiten en talen - Beroepen en hobby's
0/3
Module 2: Boodschappen en Eten
Module 2: Boodschappen en Eten - Op de markt - In de supermarkt - In het restaurant - Nederlandse gerechten
0/3
Module 3: Vervoer en Reizen
Module 3: Vervoer en Reizen - Openbaar vervoer - De weg vragen - Op het station - Op Schiphol
0/2
Module 4: Gezondheid
Module 4: Gezondheid - Bij de dokter - In de apotheek - Lichaamsdelen - Klachten en symptomen
0/2
Module 5: Wonen en Werken
Module 5: Wonen en Werken - De woning - Op kantoor - Solliciteren - Nederlandse werkcultuur
0/1
Module 6: Eindtoets
Nederlandse Taalcursus A1 – Dagelijks Leven (free)

Jezelf voorstellen in het Nederlands

In deze les leer je de basis van jezelf voorstellen. Dit zijn essentiële zinnen die je dagelijks zult gebruiken.

Belangrijke zinnen:

Nederlands Engels
Hallo, ik heet… Hello, my name is…
Ik kom uit… I come from…
Ik woon in… I live in…
Ik ben … jaar oud I am … years old
Ik werk als… I work as…
Ik studeer… I study…
Aangenaam kennis te maken Nice to meet you

Voorbeelddialoog:

Anna: Hallo, ik ben Anna. Hoe heet jij?
Peter: Hoi Anna, ik heet Peter. Aangenaam kennis te maken.
Anna: Waar kom je vandaan, Peter?
Peter: Ik kom uit Duitsland, maar ik woon nu in Amsterdam. En jij?
Anna: Ik kom uit België en woon ook in Amsterdam.
Peter: Wat doe je voor werk?
Anna: Ik ben lerares. En jij?
Peter: Ik werk als programmeur bij een IT-bedrijf.

Grammatica: Het werkwoord ‘zijn’

Persoon Vorm Voorbeeld
ik ben Ik ben student
jij/je bent Jij bent vriendelijk
hij/zij/het is Hij is leraar
wij/we zijn Wij zijn collega’s
jullie zijn Jullie zijn studenten
zij/ze zijn Zij zijn vrienden
0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop