Dutch Fluency

Course Content
Module 1: Kennismaken
Module 1: Kennismaken en Persoonlijke Informatie - Jezelf voorstellen - Persoonlijke gegevens delen - Nationaliteiten en talen - Beroepen en hobby's
0/3
Module 2: Boodschappen en Eten
Module 2: Boodschappen en Eten - Op de markt - In de supermarkt - In het restaurant - Nederlandse gerechten
0/3
Module 3: Vervoer en Reizen
Module 3: Vervoer en Reizen - Openbaar vervoer - De weg vragen - Op het station - Op Schiphol
0/2
Module 4: Gezondheid
Module 4: Gezondheid - Bij de dokter - In de apotheek - Lichaamsdelen - Klachten en symptomen
0/2
Module 5: Wonen en Werken
Module 5: Wonen en Werken - De woning - Op kantoor - Solliciteren - Nederlandse werkcultuur
0/1
Module 6: Eindtoets
Nederlandse Taalcursus A1 – Dagelijks Leven (free)

Op de Markt

Leer hoe je boodschappen doet op de Nederlandse markt.

Belangrijke woorden – Groenten en Fruit:

Nederlands Engels
de appel apple
de banaan banana
de sinaasappel orange
de aardappel potato
de tomaat tomato
de wortel carrot
de ui onion
de sla lettuce

Nuttige zinnen op de markt:

  • Wat kost dit? – How much does this cost?
  • Hoeveel kosten de appels? – How much do the apples cost?
  • Mag ik een kilo bananen? – May I have a kilo of bananas?
  • Heeft u ook…? – Do you also have…?
  • Dat is alles – That’s everything
  • Mag ik pinnen? – Can I pay by card?
  • Hier is uw wisselgeld – Here is your change

Voorbeelddialoog op de markt:

Klant: Goedemorgen! Wat kosten de tomaten?
Verkoper: De tomaten zijn 2 euro per kilo.
Klant: Mag ik dan een halve kilo tomaten?
Verkoper: Natuurlijk! Wilt u nog iets anders?
Klant: Ja, heeft u ook verse aardbeien?
Verkoper: Jazeker, ze zijn net binnen. 3 euro per bakje.
Klant: Prima, dan neem ik ook een bakje aardbeien. Dat is alles.
Verkoper: Dat wordt dan 4 euro alstublieft.
Klant: Mag ik pinnen?
Verkoper: Ja hoor, geen probleem.

0
    0
    Your Cart
    Your cart is emptyReturn to Shop