Op de Markt
Leer hoe je boodschappen doet op de Nederlandse markt.
Belangrijke woorden – Groenten en Fruit:
Nederlands | Engels |
---|---|
de appel | apple |
de banaan | banana |
de sinaasappel | orange |
de aardappel | potato |
de tomaat | tomato |
de wortel | carrot |
de ui | onion |
de sla | lettuce |
Nuttige zinnen op de markt:
- Wat kost dit? – How much does this cost?
- Hoeveel kosten de appels? – How much do the apples cost?
- Mag ik een kilo bananen? – May I have a kilo of bananas?
- Heeft u ook…? – Do you also have…?
- Dat is alles – That’s everything
- Mag ik pinnen? – Can I pay by card?
- Hier is uw wisselgeld – Here is your change
Voorbeelddialoog op de markt:
Klant: Goedemorgen! Wat kosten de tomaten?
Verkoper: De tomaten zijn 2 euro per kilo.
Klant: Mag ik dan een halve kilo tomaten?
Verkoper: Natuurlijk! Wilt u nog iets anders?
Klant: Ja, heeft u ook verse aardbeien?
Verkoper: Jazeker, ze zijn net binnen. 3 euro per bakje.
Klant: Prima, dan neem ik ook een bakje aardbeien. Dat is alles.
Verkoper: Dat wordt dan 4 euro alstublieft.
Klant: Mag ik pinnen?
Verkoper: Ja hoor, geen probleem.